Fiscaal

Veelgestelde Vragen Fiscaal

  • 1. Welke fiscale regeling geldt er voor privégebruik van de auto van de zaak?

    Iedereen die een auto ter beschikking heeft van de werkgever, krijgt in principe een bijtelling bij het inkomen. Hierbij maakt het niet uit of de auto eigendom is van de werkgever of dat de werkgever de auto least. De bijtelling wordt bij werknemers tot het belaste loon gerekend. Hierover moet de werkgever loonbelasting inhouden. Deze loonbelasting is een voorheffing voor de inkomstenbelasting.

    Ondernemers krijgen ook een bijtelling voor het privégebruik van de auto als de auto tot het vermogen van de onderneming behoort. In principe komen alle autokosten ten laste van de winst. Gebruikt de ondernemer de auto echter ook voor het rijden van privékilometers, dan de bijtelling tot de winst gerekend.

    De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto. Het percentage is afhankelijk van het aantal gereden privékilometers en de CO2-uitstoot. Als het aantal privékilometers op jaarbasis groter is dan 500 kilometer, is de hoogte van de bijtelling als volgt:

    ometer, is de hoogte van de bijtelling als volgt:

     

    Soort auto

    Bijtellingspercentage

    Nulemissie CO2

    4% van de catalogusprijs, 8% in 2020 en toenemend in de jaren daarna

    Overige auto’s niet ouder dan 15 jaar

    22% van de catalogusprijs

    Auto’s van 15 jaar en ouder

    35% van de werkelijke waarde

     

    Als het aantal privékilometers niet meer is dan 500 kilometer op jaarbasis, is onder voorwaarden de bijtelling niet van toepassing.

    Waarde waarover de bijtelling wordt berekend
    De cataloguswaarde van de auto is bepalend voor de bijtelling. De cataloguswaarde is de nieuwprijs van de auto inclusief BPM en BTW, maar exclusief afleverkosten. Ook voor bestelauto’s geldt de prijs inclusief BPM en BTW.

    Gebruik van de auto voor een gedeelte van het jaar
    Als u op jaarbasis aantoonbaar niet meer dan 500 kilometer privé rijdt, is de bijtelling niet van toepassing. Als de auto niet het hele jaar ter beschikking staat, moet het aantal kilometers eerst worden herrekend naar een jaarkilometrage. De CO2-uitstoot bepaalt vervolgens welk percentage van toepassing is. Die bijtelling wordt vervolgens uitsluitend toegepast over de maanden waarin er een auto van de zaak ter beschikking stond.
    Staat het hele jaar een auto ter beschikking, dan betekent dit dat het niet mogelijk is om zonder fiscale consequenties in de loop van het jaar over te stappen van “geen bijtelling” (op grond van bijvoorbeeld een sluitende kilometeradministratie) naar “wel bijtelling” en andersom, tenzij over het hele jaar aangetoond kan worden dat er privé niet meer is gereden dan 500 kilometer.
    Beëindiging van de bijtelling in de loop van een jaar is uitsluitend mogelijk als er na die datum geen auto meer ter beschikking staat.

    Eigen bijdrage
    In veel gevallen spreken werkgevers met hun werknemers af dat de werknemer een vergoeding aan de werkgever moet betalen voor het privégebruik van de auto. Zo’n vergoeding kan variëren van een vast bedrag per maand tot een bedrag per gereden privékilometer. Deze vergoeding voor privégebruik kan via de loonstrook afgetrokken worden van de bijtelling. Naast een vergoeding voor privé-kilometers kan het voorkomen dat een werknemer om privéredenen een duurdere auto wil rijden dan de binnen het bedrijf geldende autoregeling toestaat (de zogenaamde ‘leasenormoverschrijding’ of ‘luxebijdrage’) en dat hij hiervoor een vergoeding moet betalen aan de werkgever. Mits dit als vergoeding voor privégebruik wordt gekwalificeerd in de autoregeling of aanvullende arbeidsovereenkomst en verwerkt wordt via de loonadministratie, is dit bedrag aftrekbaar van de bijtelling.

    Bestelauto’s
    De bijtelling geldt voor ter beschikking gestelde personenauto’s en bestelauto’s. Uitgezonderd is de bestelauto die door aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen of waarvoor een overeenkomst met een verbod op privégebruik geldt. Ook voor vrachtauto’s en motorfietsen kan de werknemer een bijtelling krijgen. De bijtelling is dan echter geen vast percentage.
    Voor bestelauto’s die doorlopend wisselend worden gebruikt, kan een eindheffing loonbelasting van EUR 300 per bestelauto per jaar van toepassing zijn.

  • 2. Hoe ziet een rittenregistratie er uit?

    Er geldt geen bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak als op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé gereden wordt. Dit kan het beste worden aangetoond door een sluitende rittenregistratie. Dat kan op papier, maar ook via een elektronische rittenregistratie.

    In een rittenadministratie moeten per rit de volgende gegevens worden bijgehouden:

    • datum
    • begin- en eindstand van de kilometerteller
    • plaats van vertrek
    • plaats van de bestemming
    • aard van de rit (zakelijk of privé)
    • gereden route als van de gebruikelijke route wordt afgeweken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij wegafsluitingen, omleidingen, files e.d.

    Aanvullende informatie Voor de controle van een rittenregistratie kan de belastingdienst aanvullende informatie opvragen. Denk bijvoorbeeld aan agendagegevens, benzinebonnen en verkeersboetes. Ook gebruikt de belastingdienst beelden van camera’s met kentekenherkenning.

    Verklaring geen privégebruik De werkgever moet loonbelasting inhouden over de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak. Hij is er verantwoordelijk voor dat het juiste bedrag aan loonbelasting wordt afgedragen. Is de werknemer van mening dat er geen bijtelling hoeft plaats te vinden omdat op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé wordt gereden, dan zou de werkgever de rittenregistratie moeten controleren. Om de werkgever niet met deze controle te belasten, kan de werknemer met een digitaal formulier bij de belastingdienst een ‘verklaring geen privégebruik auto’ aanvragen. Als de werknemer de verklaring overhandigt aan de werkgever, kan de werkgever in principe zonder risico’s op naheffing en boetes de bijtelling achterwege laten.

    De werknemer moet ondanks zo’n verklaring nog wel een sluitende rittenregistratie bijhouden. Aan de belastingdienst moet immers kunnen worden aangetoond dat er niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis is gereden. Mocht achteraf echter blijken dat toch meer dan 500 kilometer privé is gereden, dan zal de belastingdienst de belasting over de bijtelling naheffen bij de werknemer en niet bij zijn werkgever, tenzij de werkgever wist dat er meer dan 500 kilometer privé is gereden. Bij elke wijziging van een kenteken dient een nieuwe verklaring geen privégebruik te worden aangevraagd.

    Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto Specifiek voor bestelauto’s kan gewerkt worden met een zogenaamde ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Het is dan niet langer noodzakelijk om een rittenregistratie bij te houden als een bestelauto niet privé gebruikt wordt. Deze verklaring moet via de werkgever bij de belastingdienst worden aangevraagd. Als de inspecteur, bijvoorbeeld door camerabeelden, het vermoeden heeft dat de bestelauto voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt contact gezocht met de werknemer en werkgever. Zij krijgen de mogelijkheid het zakelijke karakter van de rit aan te tonen. Lukt dat niet, dan volgt een naheffingsaanslag. Als de werkgever bij de aanvraag een onjuiste verklaring heeft afgelegd, als hij de werknemer toestemming voor het privégebruik heeft gegeven of als hij weet dat de werknemer de auto voor privédoeleinden gebruikt, dan wordt de naheffingsaanslag aan de werkgever opgelegd. Als de werkgever niets te verwijten is, wordt nageheven bij de werknemer. Let u er wel op dat de ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ betekent dat de auto voor 0 km privé gebruikt mag worden, zodat ook de 500-kilometergrens van de normale rittenregistratie niet geldt.

    Vereenvoudigde administratie voor bestelauto’s Als een werknemer door de aard van de werkzaamheden veel ritten op een dag heeft, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve en financiële last zijn voor de werkgever en de werknemer. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever.

    Als voorwaarde geldt dat de werkgever schriftelijk met de werknemer afspreekt dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, dat privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en dat de werkgever de zakelijke adressen in zijn (project)administratie heeft. De vereenvoudigde rittenregistratie moet per dag de volgende gegevens vermelden:

    • de datum
    • de werktijd
    • de begin- en eindkilometerstand (aan het begin en einde van de werktijd)
    • een verwijzing naar de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever als de volgorde waarin de werknemer deze adressen heeft bezocht, in de (project)administratie ontbreekt.

    Maakt de werknemer een privérit (binnen de 500-kilometergrens), dan moet hij ook de volgende gegevens in de vereenvoudigde rittenregistratie vermelden:

    • de datum
    • de begin- en eindkilometerstand van de privérit
    • het vertrek- en aankomstadres.
  • 3. Welke uitzonderingen op de bijtelling zijn er nog?

    De forfaitaire bijtelling geldt niet voor bestelauto’s die door aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor vervoer van goederen.

    De bestelauto’s die uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer, hebben in principe alleen een stoel voor de chauffeur zelf. Er is dus geen passagiersstoel aanwezig en geen achterbank om passagiers mee te nemen. Is de auto wel voorzien van een tweede stoel of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van de passagiersstoel niet voldoende om de bestelauto te kunnen aanmerken als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. De bevestigingspunten van die stoel moeten ook verwijderd of dichtgelast worden. Een voorbeeld van een bestelauto die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto, waarin naast de bestuurder alleen plaats is voor gereedschappen en reserveonderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch voor ritten met een privékarakter, dan krijgt de bestuurder een bijtelling op basis van het werkelijke gebruik. Dit gebruik wordt berekend door de gereden privékilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto. Bij het tot stand komen van deze uitzondering is vooral gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. In heel specifieke situaties, die sterk afhankelijk zijn van de specifieke inrichting of gebruik voor specifieke doeleinden, kan de uitzondering soms ook bij aanwezigheid van een bijrijdersstoel van toepassing zijn.

    Ook in de volgende situaties is de bijtelling niet van toepassing:

    Auto blijft op de zaak achter Als de auto aan het einde van de werkdag op het terrein van de werkgever wordt geplaatst, is er geen sprake van een voor privégebruik ter beschikking gestelde auto. De werknemer krijgt dan geen bijtelling voor deze auto. Omdat er geen sprake is van privégebruik, hoeft er geen volledige sluitende kilometeradministratie te worden bijgehouden. Voor verbetering van de bewijspositie verdient het echter wel aanbeveling bij te houden welke zakelijke ritten er worden gemaakt.

    Verbod privégebruik bestelauto Als tussen werkgever en werknemer schriftelijk wordt overeengekomen dat het voor de werknemer verboden is een bestelauto privé te rijden, dan krijgt de werknemer geen bijtelling voor de bestelauto. De werkgever moet de verklaring bij de loonadministratie bewaren. Ook is vereist dat de werkgever toezicht houdt op het naleven van het verbod én bij overtreding een passende sanctie oplegt aan de werknemer. De werkgever kan toezicht houden op het naleven van het verbod door bijvoorbeeld het controleren van kilometerstanden, na te gaan wanneer verkeersovertredingen zijn gemaakt, de hoeveelheid van de verbruikte brandstof te controleren en te controleren of buiten werktijd brandstof is getankt. De werkgever dient zich echter wel te realiseren dat het risico op naheffing en boetes bij zo’n schriftelijk overeengekomen verbod op privégebruik geheel bij hem ligt. Bij een rittenregistratie samen met een ‘verklaring geen privégebruik’ of bij gebruik van een ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ verkleint hij dat risico.

  • 4. Is de btw op de kosten voor privégebruik ook aftrekbaar?

    Als u als ondernemer activiteiten verricht die met btw belast zijn, mag u in eerste instantie alle btw op de aanschaf, lease en het gebruik van de auto aftrekken. In de laatste aangifte van het jaar moet u echter een correctie aanbrengen voor het privégebruik. De btw is namelijk een zakelijke belasting, zodat btw-aftrek alleen mogelijk is voor zakelijk gebruik.

    Voor de auto van de ondernemer zelf geldt de regeling dat in de loop van het jaar alle btw afgetrokken mag worden. Vervolgens vindt aan het einde van het jaar een heffing plaats over het privégebruik, ter grootte van 2,7% van de catalogusprijs van de auto (inclusief btw en BPM) of een heffing op basis van de werkelijke kilometrages. De al toegepaste btw-aftrek wordt daarmee in feite gecorrigeerd in de verhouding waarin het aantal privékilometers staat ten opzichte van het totale kilometrage. Het woon-werkverkeer telt daarbij voor de btw mee als privégebruik. Ter voorkoming van misverstanden merken wij daarbij op dat dit alleen geldt voor de btw. Wordt ter voorkoming van een loonbelastingbijtelling een rittenregistratie bijgehouden, dan geldt dáárbij dat het woon-werkverkeer zakelijk is.

    Voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers geldt in principe ook dat de btw-heffing over het privégebruik moet worden berekend op basis van het werkelijke gebruik van de auto. Omdat vaak geen kilometeradministratie wordt bijgehouden, mag de heffing voor het privégebruik ook worden berekend met het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde.

    Vanaf het zesde jaar na de investering in de auto (waarbij het jaar van ingebruikname als het eerste volledige jaar telt) geldt een lager percentage, namelijk 1,5% in plaats van 2,7%.

    Tegen bovengenoemde btw-heffing over het privégebruik lopen nog wel procedures bij de Hoge Raad. Daarbij speelt vooral de vraag of de wettelijke regeling wel juist is. Ter behoud van rechten kunt u daarom bezwaar maken tegen deze afdracht. U profiteert dan mogelijk nog van een eventuele positieve uitkomst hiervan.

  • 5. Hoe wordt de BPM op een nieuwe auto berekend?

    De BPM op personenauto’s is de afgelopen jaren stapsgewijs omgezet van een heffing op basis van de prijs naar een heffing op basis van de CO2-uitstoot. Ook de dieseltoeslag is nu CO2-afhankelijk. Per 2017 is het basistarief verhoogd naar € 350. Daar boven gelden vijf tariefschijven. De BPM op een zuinige auto is daardoor relatief lager dan op een minder zuinige auto. De CO2-uitstoot die nodig is voor het berekenen van de BPM, wordt in principe gebaseerd op de meting bij de Europese typegoedkeuring.

    Voor plug-in hybride auto’s geldt in 2017 een afzonderlijke tabel. Met deze tabel wil het kabinet meer recht doen aan het werkelijke brandstofverbruik van dergelijke voertuigen.

    Voor bestelauto’s gelden de CO2-afhankelijke tarieven niet, maar blijft er sprake van een heffing op basis van de catalogusprijs. Het tarief voor bestelauto’s bedraagt 37,7% van de netto catalogusprijs, vermeerderd met een dieseltoeslag van € 273 of verminderd met een korting van € 1.283 als de auto geen dieselmotor heeft. Voor bestelauto’s van ondernemers geldt meestal een vrijstelling. Per saldo is de BPM op een bestelauto dan vooral van belang voor de hoogte van de bijtelling voor privégebruik.

  • 6. Welke fiscale regelingen zijn er voor elektrische auto’s?

    Elektrische auto’s worden door de overheid gestimuleerd door een aantal fiscale voordelen.

    Voor de berijder is in de eerste plaats belangrijk dat een volledig elektrische auto een heel lage bijtelling heeft. Deze bedraagt in 2017 slechts 4% van de catalogusprijs. Vanaf 2020 loopt dit tarief op en gaat er tevens een bijtellingscap gelden.  

    In het overzicht vindt u de wijzigingen rondom het bijtellingspercentage:

    Bijtellingsjaar

    2020

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    Bijtellingspercentage

    8%

    12%

    16%

    16%

    16%

    17%

    22%

    Bijtellingscap

    45.000

    40.000

    35.000

    30.000

    30.000

    30.000

    n.v.t.

    Volledig elektrische auto’s blijven tot 2024 vrijgesteld van BPM. Vanaf 2025 geldt alleen een vaste voet van €360. Verder geldt er een nihiltarief van de motorrijtuigenbelasting (MRB). Voor het nihiltarief is wettelijk geregeld dat dit blijft gelden tot en met 2020.

    Voor de ondernemer die investeert in een nieuwe elektrische auto geldt bovendien een milieu-investeringsaftrek van 36% over een maximale investering van € 50.000. Deze aftrekpost geldt ook bij operational lease. Arval doet in dat geval de investering en zal het fiscale voordeel van deze aftrekpost verwerken in uw leasetarief.